Aartselaar

Plaatsen > Aartselaar

Aartselaar is een gemeente en een woonkern in de provincie Antwerpen.

De gemeente telde, op 1 januari 2000, 14.438 inwoners en heeft een oppervlakte van 10 78 km² . Binnen de gemeentegrenzen liggen geen andere woonkernen.

Over de oorsprong en betekenis van de naam Aartselaar bestaan verschillende meningen. De meest aanvaardbare uitleg is wel dat “Arcelar”, zoals men het vroeger schreef, een laar is, een open plek in een bos, gelegen nabij een “archas” of grens.

Tot het einde van de vroege middeleeuwen is Aartselaar een gehucht in het moedergouw Kontich, een gebied dat zich toen uitstrekte tot aan Schelde en Rupel. Oorspronkelijk was deze grote Kontichse gouw een patronaatgebied van de abdij van Lobbes, gebied dat later overging in handen van de machtige familieclan der Berthouts, Heren van Mechelen. Door geldgebrek van de regerende vorsten of van de armer wordende kerk worden deze grote bestuursgebieden hoe langer hoe meer versplinterd naar steeds kleinere entiteiten om uiteindelijk uit te monden via de lokale Heerlijkheid in de zelfstandige gemeente Aartselaar zoals we die nu kennen.

In de Middeleeuwen werd Aartselaar een zelfstandige parochie. 1309 is een belangrijk jaartal in de lokale geschiedenis van Aartselaar. Omdat de afstanden om ’s zondags mis bij te wonen als te groot worden beschouwd verkrijgt Aartselaar in dat jaar het recht om een zelfstandige parochie te worden binnen de parochie Kontich.

Filips II kampte met geldgebrek in de troebele tijden van de Inquisitie. Ridder Charles Micault, heer van Cleydael, kocht in 1557 van Filips II de gebieden binnen de grenzen van de parochie Aartselaar, echter ook met recht van terugkoop door de Vorst. Daardoor ontstond de zelfstandige Heerlijkheid Aartselaar, die in 1558 ook een eigen schepenbank kreeg. Na de dood van ridder Charles Micault koopt Antonio del Rio in 1561 deze heerlijkheid over van de weduwe, Blanche de Bourdeaux. In 1589 werd Gillis Hooftman door erfenis Heer van Cleydael en Aartselaar. In de zeventiende eeuw vergrootte Pieter Hellemans, toenmalig heer van Aartselaar, het kasteel Cleydael. De heerlijkheid Aartselaar kwam in 1644 door aankoop in het bezit van de Pascal François van den Cruyce: hij was de eerste die de heerlijkheid Aartselaar met Cleydael in volle eigendom erfelijk bezat. Deze bezittingen bleven in handen van de familie van den Cruyce tot aan het einde van het Ancien Régime. Onder Maria Theresia van Oostenrijk werd in de periode 1758/1763 een bestraatte weg van Boom naar Antwerpen aangelegd. Dit is het begin van de huidige A12.

In 1794 werden door de Franse bezetter de heerlijke rechten afgeschaft. De Heerlijkheid verdween en de democratisch bestuurde gemeente kwam in de plaats.

Aartselaar, waar op het einde van het Ancien Régime 1300 inwoners in hoofdzaak op landbouwgronden omgord door bossen verblijven, blijft een uitgesproken landbouwdorp tot na W.O. II. Maar de economische groei in de zestiger en zeventiger jaren leidt tot onstuitbare woonuitbreiding, waardoor het landbouwdorp van weleer explosief uitdeint tot een bloeiende residentiële gemeente bevolkt met meer dan 14.000 inwoners.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *