Wilrijk

Plaatsen > Wilrijk

Wilrijk is een district van de gemeente Antwerpen. Het district Wilrijk is 1.361 ha groot en telde 38.339 inwoners op (31 maart 2003)

Geschiedenis
De oudste bewoning van Wilrijk dateert van ca. 600 voor Christus. Pas in 1003 wordt voor het eerst in een akte de naam uuilrika vermeld. De naam bevestigt het bestaan van een dorpsgemeenschap gegroeid rond de Bist. Men neemt aan dat Wilrijk afgeleid is van de Gallo-Romeinse plaatsnaam ‘Villariacum’ en ontstaan als villarisdomein uit een oudere en belangrijke villa-nederzetting uit de omgeving.

Tot in de helft van de 19e eeuw heeft Wilrijk het landelijk karakter van de vorige eeuwen haast onveranderd bewaard: akkerland weiland en de vele huizen van plaisantie met hun parken. In 1810 telt Wilrijk 1660 inwoners in 1840 zijn er dat 2275 en in 1875 3553. Het is een betrekkelijk trage evolutie: Wilrijk is nog steeds een landbouwdorp.

In de tweede helft van de 19e eeuw wijzigt het uitzicht van het landschap door de aanleg van een fortengordel rond Antwerpen – forten 6 en 7 op Wilrijks grondgebied ( 1859 – 1865 ) – grote verbindingswegen waaronder de Route Militaire als verbindingsweg tussen de forten later gevolgd door de bouw van een zestal betonnen schansen (nrs. 11 tot 16) verschillende spoorwegen en een heus station.

Op het einde van de 15e eeuw heeft Brugge zijn rijkdom moeten afstaan aan Antwerpen: Hanzekooplieden eerst op bevel van Maximiliaan van Oostenrijk daarna de Engelse kooplieden gevolgd door nog anderen verlaten Brugge om zich in Antwerpen te vestigen. Vreemde kooplieden worden in de Antwerpse families goed onthaald.

Deze rijkdom geeft aanleiding tot het ontstaan van buitenhuizen. Haast iedere familie van hogere stand en fortuin bezit buiten de stadswallen een tweede huis een speelhof of een zomerhuis. De hoge ligging bossen en moerassen nodigen uit tot een aangenaam verblijf en allerlei jacht…

Hof van plaisantie
Geen enkele andere Antwerpse randgemeente kende zoveel hoven van plaisantie. In Wilrijk stonden er een vijftiental; enkele bestaan nu nog andere werden tijdens de laatste tientallen jaren afgebroken en de gronden verkaveld: Klaverblad Schoonselhof Ieperman Steytelinck Middelheim De Brandt Jezuietenhof* (tot 1912 waren de huidige Antwerpse stadsparken De Brandt en Middelheim Wilrijks grondgebied) Hof Ter Beke Ooievaarsnest* (Oversnes) Hoonsnest* (Hondsnest of Hof van Van Dael) Groenenborgerhof* Elsdonkhof* Standonk* Korenbloem*… (* afgebroken!)

In het midden van de 18e eeuw wordt het ‘agrarisch wegenpatroon’ langs bossen en landerijen doorsneden door de steenweg van Antwerpen naar Boom (Belgie). Rond de eeuwwisseling – door de bebouwing van het Kiel en Beerschot – vervalt de boter – melk – en groenteaanvoer naar de stad uit de hovenierswijken. De Wilrijkse landbouwers schakelen stilaan over op tuinbouw en veeteelt. Wilrijk wordt nu bevoorrader van zuivelproducten groenten en bloemen. De ambachten werken enkel voor eigen dorpsgenoten.

Op het einde van de 19e eeuw is een bevolkingsaangroei merkbaar. Talrijke Wilrijkenaars die op vaders hoeve de kost niet meer kunnen verdienen zoeken werk in de stad. Ze blijven in hun wijk wonen. De aanleg van de buurtspoorweg Antwerpen-Rumst-Mechelen ( 1901 ) en tramlijn 5 ( 1912 ) brengt Wilrijk dichter bij de stad.

In 1875 telt Wilrijk 3553 inwoners in 1900 is dit 6243. Tijdens die periode spreken we enkel van een trage groei van landbouwdorp naar voorstad. In de 20e eeuw echter gebeurt de woningbouw op grotere schaal. Huizen van plaisantie boeren en hoveniers verkavelen hun gronden.

Als gevolg van de afbraak en verkaveling van enkele hoven van plaisantie kunnen de eerste verkavelingen gebeuren op grote schaal. Het lenigen van woningnood na de Eerste Wereldoorlog is het voornaamste doel. De eerste bewoners zijn voornamelijk stedelingen op zoek naar gezonde buitenlucht.

De Eenheidswijk de Elsdonkwijk en de Valaarwijk komen met coöperatieve middelen tot stand. De belangstellenden zijn opnieuw geen dorpelingen maar afkomstig uit de stad.

Voorstad
Zo verdwijnt stukje bij beetje het laatste van het landelijke karakter van de gemeente en evolueert Wilrijk naar een voorstad. Wanneer de bevolking de kaap van 20 000 overschrijdt verwerft de gemeente in 1928 de mooie parktuin van kasteel Steytelinck gelegen in de Sint-Bavostraat. Van dan af beschikt Wilrijk over een publiek park dicht bij het centrum gelegen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Wilrijk vooral te lijden onder de V-bommenterreur. Er vallen niet minder dan 65 V-bommen (V-1 en V-2) op de gemeente waarbij 71 burgers worden gedood.

Na de oorlog breidt Wilrijk snel uit. Landbouw neemt zienderogen af en in de plaats ervan komt industrie. De grote bevolkingsaangroei in die periode is vooral te danken aan emigratie uit de stad gekoppeld aan veel nieuwbouw waaronder nu ook hoogbouw. In cijfers uitgedrukt: in 1950 27.213 koppen in 1956 reeds 30.000 en in 1964 40.000. De kaap van 50.000 wordt evenwel nooit gehaald. Op 1 januari 1975 wordt de 44 219de inwoner ingeschreven. Sindsdien neemt het inwonersaantal gestadig af.

In 1960 besluit de gemeenteraad tot de vernieuwing van de gemeentekern. In dit urbanistisch geheel van hoogbouw en een heus shoppingcenter wordt eveneens een cultureel centrum verweven. In deze periode besluit het gemeentebestuur een grote industriezone aan te leggen. Voor deze zone werd een oppervlakte van 150 ha voorzien langsheen de zogenaamde ‘economische as’ of Boomsesteenweg. Meer dan 6000 personen vinden hier vandaag werk.

Om de toenemende verkeersstroom op te vangen wordt vanaf 1958 (t.b.v. Expo’58 in Brussel ) de Boomsesteenweg gemoderniseerd en verbreed. Na de Boomsesteenweg (huidige A12) en de ‘militaire route’ (Jules Moretuslei) die de gemeente doorkruisen wordt Wilrijk vanaf 1978 verder opgedeeld door het tracé van de E10 (huidige E19) en rijksweg 242 (huidige R11). Het gemeentelijk wegennet telt op dat moment zo’n 200 km.

Stad en district
Op 1 januari 1983 werd Wilrijk met zeven andere gemeenten – Antwerpen Berchem Borgerhout Ekeren Hoboken Merksem en Deurne – gefusioneerd tot de stad Antwerpen. Hierdoor ontstond een stad met meer dan 500.000 inwoners. Iedere vroegere gemeente werd omgevormd tot “district” met elk een districthuis het vroegere gemeentehuis. Vele diensten werden gecentraliseerd. Per district bleef een dienstencentrum bestaan waar de inwoners voor tal van zaken terecht kunnen: informatie bevolking burgerlijke stand sociale zaken bouwkundige vergunningen enz.

Vanaf 1 januari 2001 wordt er gedecentraliseerd. Dit wil zeggen dat bepaalde bevoegdheden die voordien bij de stad hoorden terug naar het district komen. De bevoegdheden strekken zich uit over een zestal domeinen: lokaal straatbeeld jeugdbeleid cultuurbeleid en feestelijkheden sport seniorenwerking en communicatie. Hierdoor zal men sneller kunnen inspelen op de lokale behoefte. Het districtshuis zal het eerste aanspreekpunt zijn voor de burger.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *