Literatuur

Thema’s > Literatuur

De geschiedenis van de letterkunde in het Nederlands begint op het einde van de twaalfde eeuw met het werk van de Limburger Hendrik van Veldeke. Hij schreef rond 1170 onder meer Sint Servaes, de legende van de bisschop van Maastricht. Andere vroeg-middeleeuwse werken zijn Karel ende Elegast, een ridderepos, de Marialegende Beatrijs en een grote verzameling lyrische teksten, bestaande uit volksliederen en hoofse minneliederen. De meeste werken uit deze periode werden geschreven door onbekend gebleven auteurs. Een uitzondering hierop is Hadewijch, de Brabantse mystica en dichteres.

In de vroeg-middeleeuwse periode werd de meeste literatuur overigens niet in de volkstaal, maar in het Latijn geschreven. Met de opkomst van de steden in de dertiende eeuw veranderde dit: de burgerij, die steeds machtiger werd, verkoos meer en meer de volkstaal boven het Latijn en het Frans, zowel voor ambtelijke als voor literaire teksten. In de dertiende eeuw ontstond onder meer het dierenepos Van den Vos Reinaerde, een satire op de heersende standen van toen, de adel en de clerus. Op het einde van de veertiende eeuw kwamen de oudste wereldlijke toneelstukken van de West-Europese literatuur tot stand: gedramatiseerde ridderverhalen als Lanseloet van Denemarken en Esmoreit.

De vijftiende-eeuwse literatuur werd gedomineerd door de rederijkerskamers. Dit waren gezelschappen die georganiseerd werden zoals de gilden van die tijd. De rederijkers beschouwden literatuur als een ambacht. Hoewel hun creaties niet altijd van hoge kwaliteit waren, hebben we toch twee belangrijke toneelstukken aan hen te danken: het mirakelspel Mariken van Nieumeghen en de moraliteit Elckerlyc.

De zestiende eeuw bood niet veel gelegenheid tot het ontstaan van grote literatuur. De religieuze strijd, de scheiding van Noord en Zuid en de Spaanse overheersing slorpten blijkbaar erg veel energie op. Marnix van Sint-Aldegonde is de enige grote schrijver uit die periode. Op het gebied van de poëzie is er Jan Van der Noot. In de zestiende eeuw werden wel veel vertalingen gemaakt van klassieken. Die werden uitgegeven door grote uitgevers als Simon Cock en Christoffel Plantijn.

Ook in de zeventiende en achttiende eeuw kenden de Zuidelijke Nederlanden maar een bescheiden literaire productie, in tegenstelling tot het Noorden. Voor de zeventiende eeuw kunnen we Justus de Harduyn vermelden.

De achttiende eeuw bracht geen vermeldenswaardige literatuur voort.

In de negentiende eeuw doken weer grote namen op, zoals Maurice Maeterlinck, de enige Belgische Nobelprijswinnaar literatuur, en de romantische priester-dichter Guido Gezelle. Kenmerkend voor de romantische schrijvers was de aandacht voor het eigene, het nationale. Een schoolvoorbeeld is De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience. Na 1880 kwam er vernieuwing met de beweging rond het tijdschrift Van Nu en Straks (tegenhanger van De Nieuwe Gids in Nederland). Binnen die beweging waren vooral Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne belangrijk. In Wallonië verschenen tijdschriften zoals La Jeune Belgique en La Wallonie, waarin een eigen Franstalige literatuur tot bloei kwam.

De Vlaamse literatuur bewoog in de twintigste eeuw verder mee met de internationale stromingen. Cyriel Buysse was een naturalist, Felix Timmermans een neo-romanticus. Na de Eerste Wereldoorlog werd Paul van Ostaijen de hoofdrolspeler van het expressionisme. In het interbellum waren verder ook Gerard Walschap, Willem Elsschot en Marnix Gijsen belangrijk.

Na de Tweede Wereldoorlog begon in Vlaanderen in 1949 het eerste avant-gardetijdschrift te verschijnen: Tijd en Mens. Het verscheen tot 1955 en werd toen opgevolgd door het belangrijkste Vlaamse avant-gardetijdschrift, Gard Sivik (tot 1964), met Hugues C. Pernath en Paul Snoek. De grootste Vlaamse Vijftiger was Hugo Claus, die sindsdien een dominante rol heeft gespeeld in de Nederlandstalige literatuur.

Minder vernieuwende na-oorlogse dichters waren Anton van Wilderode en Christine D’haen. Tot de belangrijke dichters die na 1960 hun intrede deden in de Vlaamse literatuur behoren Eddy van Vliet, Herman de Conick, Roland Jooris en Luuk Gruwez.

De vernieuwing van het proza onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog was het werk van – opnieuw – Hugo Claus en die andere grootmeester, Louis Paul Boon. Johan Daisne introduceerde het magisch-realisme. Ivo Michiels en Paul de Wispelaere vertegenwoordigden de nieuwe roman. In de jaren tachtig schreven Walter van den Broeck en Monika van Paemel verder in de traditie van Louis Paul Boon. Andere toonaangevende hedendaagse auteurs zijn Ward Ruyslinck en Jef Geeraerts, Kristien Hemmerechts, Erik de Kuyper, Stefan Hertmans, Pol Hoste, Paul Claes.

In de jaren negentig kreeg ook Vlaanderen een soort van ‘Generation X’, met in de hoofdrollen Herman Brusselmans en Tom Lanoye, die beiden bij een groot publiek bekend raakten, onder meer dankzij hun uitstekende performers talent.

Bronnen:

  • Hauwermeiren, Paul van en Femke Simonis, Waar Nederlands de voertaal is. Nederland- en Vlaanderenkunde. Van In, Lier, 1993.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *