Geschiedenis: De periode van 1787 tot 1790

Thema’s > Geschiedenis

De naam België mag dan zeer oud zijn – Julius Caesar schreef er al over -pas sinds 1830 is het de algemeen geaccepteerde benaming van een geografische en bestuurlijke eenheid.

De taalgrens ontstond reeds in de eerste eeuwen n.C. door de Romaanse invloeden in het zuidelijk en oostelijk deel en de vestiging van Frankische volken in het westen.

In de vroege Middeleeuwen maakte geheel België deel uit van het Merovingische Rijk; delen kwamen later in het Karolingische Rijk. Na het Verdrag van Verdun (843) ontstonden diverse vorstendommen, zoals Brabant, Henegouwen, Limburg, Luik, Luxemburg, Namen, en Vlaanderen.

Vanaf de 11e eeuw ontwikkelden zich in steden als Brugge, Gent, Ieper, Leuven, Mechelen, Brussel en Antwerpen een bloeiende handel en nijverheid, o.a. rond de lakenindustrie.

De periode van 1787 tot 1790
De periode van 1787 tot 1790 verliep erg woelig. Wat nu België is, was toen verdeeld in vier delen: de Oostenrijkse Nederlanden, het prinsbisdom Luik, het vorstendom van Stavelot-Malmedy en het hertogdom van Bouillon. Brussel behoorde tot de Oostenrijkse Nederlanden en stond onder het gezag van Jozef II, die hier twee landvoogden had. Jozef II stond bekend als een progressieve geest, die het rationalisme en het centralisme van de verlichting hoog in het vaandel droeg. Hij voerde enkele radicale hervormingen door op religieus en economisch vlak, zoals een tolerantere houding ten opzichte van protestanten, het afschaffen van het monopolie van de katholieke kerk en van de ambachten en gilden, en de invoering van het burgerlijk huwelijk. Die beslissingen vielen niet in goede aarde bij een groot deel van de bevolking, dat zich vastklampte aan de oude privileges en tradities. Als reactie op de centralisering van de politieke en gerechtelijke instellingen weigerden de Staten van Brabant nog belastingen te betalen.

Jozef II ging zelfs zo ver dat hij de Blijde Inkomst afschafte, met al zijn privileges voor adel, burgerij en clerus. In de oorkonde stond ook dat als de vorst de clausules niet respecteerde, zijn onderdanen ontlast werden van hun plichten tegenover hem. Er ontstond een heus protest onder de bevolking, onder leiding van Hendrik Van der Noot.
Toen Jozef II de Brabantse Staten hun gezag ontnam, richtten twee Brabantse advocaten, Jan Baptist Verlooy en Jan Frans Vonck, een geheim vennootschap op, Pro Aris et Focis (‘voor altaar en haard’). Aanvankelijk schaarden de Vonckisten zich achter het protest van Van der Noot. De opgetrommelde vrijwilligers vielen in 1789 verschillende steden binnen, en de burgermachten namen her en der de controle van de stad over. De landvoogden verlieten Brussel op bevel van Jozef II, die er twee gemachtigden op post liet. Brussel was het middelpunt geworden van de passieve weerstand van de Staten van Brabant. De Oostenrijkse legeraanvoerder d’Alton hield zelfs het Zennewater tegen om zo de benedenstad te laten overstromen. Wat nog restte van het Oostenrijkse leger, had zich in Brussel teruggetrokken, en de Oostenrijkse politie maakte jacht op de tegenstanders. Maar de Brusselaars lieten zich niet doen en probeerden het leger te verjagen. De bevolking vernielde de versperringen en herstelde de bruggen over de Zenne.
Na de jaarlijkse eredienst voor het Heilig Sacrament in de Sint-Goedelekerk werden kokardes uitgedeeld met de Brabantse kleuren zwart, geel en rood, die de mensen meteen opspeldden. Ze trokken de stad in en ontwapenden de Oostenrijkse patrouilles, alvorens ze gevangen te nemen. De dag nadien namen enkele dokwerkers of vaartkapoenen een reeks officieren gevangen. Uiteindelijk was de Grote Markt de laatste post van het Oostenrijkse leger. Het had er vier kanonnen staan, maar na beschietingen over en weer gaven de soldaten zich uiteindelijk over en kozen ze het hazenpad, waarbij ze de munitie en voorraden achterlieten.

De stad vierde groot feest, en de patriotten die uit Gent waren opgetrommeld, stroomden toe om de Oostenrijkse garnizoenen te achtervolgen. Hendrik Van der Noot werd uitgeroepen tot held van de revolutie, maar de grote afwezige was Vonck. Geleidelijk aan was er tussen beide leiders een grote ideologische kloof ontstaan: de Statisten van Van der Noot waren conservatieven die geen hervorming van de Staten wilden, maar in feite gewoon hun voorrechten wilden behouden, terwijl Vonck hervormingsgezind was en pleitte voor een nieuw politiek apparaat, verkozen door de bevolking.

De bevrijde provincies verklaarden zich onafhankelijk, maar namen geleidelijk hun keizerlijke privileges weer op. In 1790 werd een Staten-Generaal van de Provincies gehouden, waarbij de provincies zich verenigden onder de naam Verenigde Nederlandse Staten en een deel van de macht overdroegen aan een Soeverein Congres. Hiermee waren de democraten niet erg opgezet, omdat dit Congres een soort kopie was van de vroegere Staten-Generaal en de gewone bevolking er geen stem had. De traditionalisten schaften zelfs de hervormingen van Jozef II af.

Uiteindelijk stelde Leopold II van Habsburg, de broer en opvolger van de inmiddels overleden Jozef II, de Belgen een algemene amnestie voor op voorwaarde dat ze de wapens neerlegden. Maar de Belgen wilden van geen compromis weten nu ze de smaak van de onafhankelijkheid te pakken hadden.
Enkele maanden later viel Oostenrijk onze contreien opnieuw binnen met een zeer sterk en goed georganiseerd leger. Op 3 december 1790 werd Brussel veroverd, wat meteen het einde betekende van het korte sprookje. Uiteindelijk zou het nog veertig jaar duren voor de Belgen zich onafhankelijk zouden mogen verklaren.

Bronnen:

  • Het boekje “De Brabantse Omwenteling en de Verenigde Nederlandse Staten” van Bruno Bernard en Robert Maskens.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *